
Jurisprudentie
BI1361
Datum uitspraak2009-03-12
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers326056 / KG RK 09-688
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers326056 / KG RK 09-688
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beroep tegen verlenging huisverbod ongegrond verklaard en voorlopige voorziening afgewezen, omdat het besluit gerechtvaardigd was, nu hulpverlening - welke de man niet noodzakelijk vond - nog niet tot stand was gekomen. Veiligstellen van bankgegevens en persoonlijke eigendommen, alsmede contact met de jongste zoon, kunnen via hulpverlening worden geregeld en vormen geen grond om het besluit tot verlenging te schorsen of te vernietigen.
Uitspraak
Proces-verbaal
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 326056 / KG RK 09-688
326058 / F2 RK 09-474 (hoofdzaak)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
gedaan op 12 maart 2009
naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen
[naam], verzoeker,
wonende te [woonplaats],
thans woonplaats kiezende bij mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam,
thans verblijvende te [verblijfplaats],
advocaat mr. M.P. Kloppenburg,
en
de burgemeester van de gemeente ALBRANDSWAARD, verweerder.
zetelende te Poortugaal,
in welke zaak belanghebbenden is:
[naam], hierna te noemen de vrouw,
wonende te [adres].
De thans nog minderjarige kinderen van partijen:
[namen en geboortedata],
beide wonende op voormeld adres.
De oudste minderjarige is gehoord.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 12 maart 2009 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Gronden
Bij besluit van 24 februari 2009 heeft verweerder een huisverbod opgelegd, geldend van 24 februari 2009 tot 7 maart 2009.
Bij besluit van 6 maart 2009 heeft verweerder voormeld huisverbod verlengd met een aansluitende periode van achttien (18) dagen.
Tegen het besluit van 6 maart 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij beroepschrift van 9 maart 2009 beroep ingesteld, inhoudende het besluit te vernietigen.
Voorts heeft verzoeker bij verzoekschrift van 9 maart 2009 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende het bestreden besluit te schorsen.
Verzoeker heeft voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, nu hij het contact met zijn jongste zoon ontbeert en dat zo spoedig mogelijk wenst te herstellen.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Dit brengt mee dat verzoeker geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn verzoek om voorlopige voorziening, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen.
Het besluit is door verweerder genomen omdat de dreiging van het ernstige en directe gevaar voor de veiligheid van de vrouw en kinderen van partijen, die aanleiding vormden voor het opleggen van het huisverbod op 24 februari 2009 nog aanwezig is en omdat de hulpverlening nog niet op gang was gekomen.
Verzoeker is van mening dat het incident op 24 februari jl. niet ernstig genoeg is geweest om daaruit de dreiging van een ernstig en direct gevaar voor de veiligheid van anderen te distilleren. Hij heeft eveneens aangegeven tot na de behandeling van het verzoek tot voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheiding niet te zullen terugkeren naar de echtelijke woning.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat weliswaar niet is gebleken dat de vrouw bij het incident betreffende het kentekenbewijs van de auto van partijen verwondingen heeft opgelopen, maar dat dit incident wel als escalatie tussen partijen is aan te merken. Er heeft een schermutseling plaatsgevonden tussen partijen over de afgifte van een kentekenbewijs dat zich in de handtas van de vrouw bevond. Hoewel partijen van mening verschillen over de vraag of en zo ja, wie er heeft geslagen, is daarbij dreigende taal geuit. Het incident staat daarbij niet op zichzelf. Uit de drie risico-inventarisaties is af te leiden dat verzoeker vanwege onenigheid met zijn echtgenote de sloten van het huis heeft vervangen en haar en de oudste zoon heeft buitengesloten. Voorts is de relatie van verzoeker met zijn oudste zoon ernstig onder druk komen te staan en uit de hand gelopen in een situatie waarbij verzoeker zijn zoon tot de orde riep.
De door verzoeker aangegeven belangen, zoals het veiligstellen van bankgegevens,
persoonlijke eigendommen en het contact met zijn jongste zoon zijn kwesties die kunnen leiden tot escalatie als daarbij de hulpverlening het gezin niet tot steun kan zijn. Hulpverlening is evenwel nog niet op gang gekomen, mede doordat verzoeker hulpverlening niet noodzakelijk vindt, althans daar sceptisch tegenover staat. De toezegging van verzoeker, dat hij niet zal terugkeren naar de echtelijke woning, biedt daarom onvoldoende garantie. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat ter zitting is besproken dat vorenbedoelde wensen van verzoeker ook gedurende het huisverbod kunnen worden gehonoreerd, zij het in overleg en onder begeleiding van de hulpverlening.
Aldus gedaan door mr. E.M.M. Engbers, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en A.J.M. de Ronde, griffier, ondertekend.